Zondagmiddag. Regendruppels kletteren onophoudelijk tegen mijn raam. Ik staar naar buiten. Er hangt een grote, donkergrijze wolkenmassa boven het kleurloze appartementencomplex. In het trappenhuis is de tl-verlichting reeds aangezet. Het buitenleven lijkt stil te staan. Slechts een enkeling fietst voorbij, onherkenbaar ingepakt in een Nylon gewaad. Ik wist dat deze dag vroeg of laat zou komen. Sterker nog, ik keek er zelfs naar uit. In een serie aaneengeschakelde dagen waarin ik mij moest haasten naar de trein om op tijd te komen voor werk, toneelrepetities, verjaardagen, gitaarles, borrels, acteeropdrachten, personal training of een babyshower, keek ik reikhalzend uit naar die ene druilerige zondag waarin ik eens schaamteloos en welverdiend niets zou hoeven doen. Verhit en naar adem snakkend van het rennen, mijmerde ik in die treinritjes over de dingen die ik allemaal zou kunnen doen op zo’n dag. Lekker door die stapel ongelezen Filosofie -, Volkskrant – en Psychologie Magazines spitten. Mijn kledingkast op oude kleren en schoenen sorteren voor het Leger des Heils, non-stop filmklassiekers kijken, schrijven, teksten leren of die lelijke blauwe deur wit verven en de lampjes op de gang vervangen, voordat ik echt eens onderuit ga in het donker. Welnu, deze dag is aangebroken. Heerlijk.
Maar het is inmiddels tegen 15.00 uur en van alle bovenstaande plannen is nog bar weinig terechtgekomen. Ik heb een begin gemaakt aan de zaterdagkrant, maar bij pagina zes realiseer ik dat ik halverwege het artikel niet kan terughalen wat mijn hersenen ervan hebben opgeslagen. In plaats daarvan is mijn brein veel drukker met het ordenen en verwerken van allerlei tegenstrijdige gedachten en belangen: ik wil iets doen, maar ik wil niet van de bank. De kat ligt lekker op schoot, maar ik wil nu een kop koffie zetten. Ik ben blij dat ik tijd voor mezelf heb, maar ik voel me alleen. Ik vind het saai, maar ik wil beslist niet naar buiten. Ik wil nuttig zijn, maar heb al 26 keer Facebook geopend. Ik wil opruimen, maar ben alleen maar rommel aan het verplaatsen. Ik wil de was doen, maar de trommel is maar halfvol, dus ik zet ‘m niet aan. Ik wil tokkelen voor gitaarles, maar die ligt boven en daar is het koud. En ik heb geen zin om alle spullen – gitaar, bladmuziek, standaard, voetensteuntje – naar beneden te halen. Ik wil eigenlijk helemaal niks doen, maar voel me daar toch schuldig over. Ik ben lui en toch onrustig. Inmiddels is het bijna vijf uur. De tijd kruipt en toch vliegt het voorbij.
Geef een reactie