Het is vrijdagavond, borreltijd. Een lieve vriendin heeft me getrakteerd op een kampeeravontuur in Het Bos Roept (dit is meteen een lokroep: mensen ga daar eens kijken op die camping, hoe léuk). Nou, geluiden komen er zeker uit het bos, maar wat overstemt, is het kletteren van regendruppels op de voortent…
Als het koud en nat is op de camping, moet je improviseren. We doen een beroep op ons natuurlijke oerinstinct en pogen een vuurtje te maken. We sprokkelen wat houtblokken bij elkaar, zetten de caravanaansteker erop en gáán. Maar nee. Want wat niet werkt jongens, is nat hout. Einde oefening.
We kijken reddeloos om ons heen, op zoek naar warmte en geborgenheid van medekampeerders. Verderop, in een schuurtje, zien we twee mensen rondom een (wél) brandende vuurschaal. “Mogen we bij jullie?” vraagt mijn vriendin, met een verkleumde hand om haar wijnglas.
De vraag is nog niet gesteld, of een van de twee campinggasten staat op, maakt plaats en schenkt onze glazen bij. De gesprekken vloeien net zo rijkelijk als de wijn. Er wordt nog een blok op het vuur gegooid. Mijn wangen gloeien.
De schemer is ingezet. De gezichten van mijn gezelschap vervagen langzaam maar zeker tot een donker silhouet. Als slechthorende betekent dit voor mij: einde gesprek. Want wat ik niet kan horen, kan ik nu ook niet meer zien.
Vroeger zou ik in dit soort situaties de boel laten gaan en gewoon doen alsof ik alles goed hoor. Maar doen alsof je iemand verstaat, levert opmerkelijke situaties op, weet ik uit ruime ervaring. Een van de silhouetten kijkt mijn kant op. Ze vraagt me iets en ik heb geen idee wat.
“Ik ben een beetje doof joh, en in het donker kan ik het niet goed meer verstaan”, leg ik haar voorzichtig uit. Ik zeg voorzichtig, omdat het hoe dan ook altijd een klein beetje taboe blijft. Schaamte. Bang om afgewezen te worden. Die overtuigingen zijn diep geankerd. Maar ik zég het nu in elk geval wel. De gezellige dame in kwestie deinst er niet voor terug en herhaalt de vraag rustig en wat luider (tegen elven is dit volume dusdanig opgelopen dat we worden berispt door een andere campingganger die probeert te slapen, maar dat terzijde).
Al snel blijkt dat de betreffende dame maatschappelijk werker is bij een audiologisch centrum. Sterker nog, ze begeleidt mensen die een cochleair implantaat (CI) overwegen. Hetzelfde apparaatje waarmee ik weer een stuk beter kan horen. “Hoe toevallig is dat?!” roep ik. Mijn vriendin vult met enthousiast volume aan, dat ik een boek heb geschreven over mijn datingleven met een CI. “Niet waar!” roept de gezellige dame. “Dit moeten we op mijn werk hebben!” Op dit moment krijgen we die betreffende berisping van de campinggast. We beloven zachter te praten, doven het vuur en gaan terug naar de caravan. Morgen in de herhaling.
Het is maandagavond. De camping zit er weer op. Natte kleren zijn opgedroogd. Na twee wasbeurten is de rooklucht uit mijn haar. Mijn telefoon bliept: “Nieuwe bestelling van je boek!’ zegt een melding. Gevolgd door een leuk persoonlijk berichtje van onze medekampeerders.
Geen zon, wel een boek verkocht.
Geef een reactie